Hoensbroekse Historie

Egidius Slanghen (1820-1882) – deel 1

In Opgehelderd, Personen, Typisch Hoensbroek door Lieke Willems

Egidius Slanghen (1820-1882) – deel 1

15 maart 2019

De ‘freules’ van Kasteel Aldenghoor

Hoensbroekse Historie

Oude ansichtkaart (Particuliere verzameling)

Er is al het nodige gepubliceerd over het leven en werk van burgemeester Egidius Slanghen. Toch heeft Hoensbroekse Historie opnieuw een levensschets geschreven. Het is namelijk opvallend hoe vaak eerder gepubliceerde beweringen klakkeloos worden overgenomen, beweringen die soms niet juist zijn. Door het bestuderen van originele archiefbronnen daarentegen – en dan vooral aantekeningen die Slanghen zelf heeft gemaakt en documenten die wel in de archieven aanwezig zijn maar nog niet zijn geïnventariseerd – zijn verschillende interessante wetenswaardigheden aan het licht gekomen waardoor het levensverhaal van Egidius Slanghen weer een beetje meer kan worden gecompleteerd.

Traditiegetrouw worden bekende personen uit de geschiedenis op een voetstuk geplaatst en wordt de mens achter de man of vrouw vaak vergeten. Daarom is ook nu weer geprobeerd om naast de historische feiten ook de persoon van Egidius Slanghen te typeren, iets wat inmiddels kenmerkend is voor Hoensbroekse Historie.

Hoensbroekse Historie

Egidius Slanghen (Collectie Rijckheyt)

Hoensbroekse Historie

Doopinschrijving: 'Aegidius'

Hoensbroekse Historie

Geboorteakte Burgerlijke Stand: 'Gelis'

Hoensbroekse Historie

Het geboortehuis van Egidius Slanghen in de Hoofdstraat tegenover het kleine kerkje. (Collectie Rijckheyt)

Gelis Slangen

Op 23 augustus 1820 wordt de 1034ste inwoner van het toen nog zo kleine dorp Hoensbroek geboren: een zoon van Balthasar Slangen en Maria Ida Cremers. Bij zijn doop op diezelfde dag krijgt dit kindje de naam van zijn  peetoom Egidius Voncken: Egidius. Zijn roepnaam is Gelis. Naderhand gaat hij zichzelf Egidius noemen.

Gelis is de jongste van het gezin. Hij heeft een zus en drie broers: Sophia Barbara, Christiaan Hubert, Jan Baptist Hubert en Karel.
De familie Slangen behoort tot de gegoede families van Hoensbroek en ook het gezin Slangen-Cremers wordt in Hoensbroek zeer gerespecteerd. Balthasar Slangen is landbouwer van beroep en daarnaast ook herbergier. Zijn vrouw Maria Ida is huisvrouw en tapster. Huize Slangen is dus blijkbaar ook een herberg, wat in die tijd niet veel meer is dan een tweede huiskamer waar men vrienden en bekenden kan ontmoeten om bij te kletsen of om mee te kaarten.

Het gezin woont in de Hoofdstraat tegenover de kleine St. Janskerk, destijds Dorp 28. Achter het woonhuis liggen een boomgaard en twee tuinen. Balthasar Slanghen is niet alleen eigenaar van deze woning, hij bezit ook nog verschillende stukken land en een grote boerderij gelegen aan de Nieuwstraat waar eveneens een boomgaard en twee tuinen bij horen.

Na de lagere school gaat Gelis naar een kostschool in Glons (Glaaien), gelegen bij Tongeren in België, waar hij Frans en Nederlands leert. Later breidt hij zijn kennis door zelfstudie verder uit en maakt zich ook de Latijnse taal eigen.
Op 18-jarige leeftijd gaat hij als klerk werken op het bureau van de conservator van het kadaster en van hypotheken te Hasselt (B), toen de hoofdstad van de provincie Limburg. Het is een roerige tijd en vrijwel heel Limburg behoort bij België. Als in 1839 een definitieve scheiding komt tussen de twee Limburgen, Belgisch en Nederlands Limburg, kiest Gelis voor de Nederlandse kant omdat hij het liefst in zijn geboortestreek wil blijven. Hij blijft wel voor het kadaster werken, maar nu in Maastricht.
Gedurende vijf jaar doet Gelis veel ervaring op in administratief werk en gaat hij zich bovendien verdiepen in het burgerlijk recht, ook wel civiel recht of privaatrecht. Dit is nodig omdat na de splitsing van de beide Limburgen in 1841 de Nederlandse wetgeving wordt ingevoerd in onze regio. Dankzij de nieuw opgedane kennis en de inmenging van de graaf van Amstenrade, Jean Baptiste d’Ansembourg, gaat Gelis per 1 mei 1843 werken voor ‘de freules’ op Kasteel Aldenghoor te Haelen als rentmeester, beheerder van hun eigendommen. Anderhalf jaar later overlijdt zijn moeder. Gelis is dan net 24 jaar oud.

De freules

In elke publicatie over Gelis Slangen, vanaf hier Egidius genoemd, wordt aangegeven dat hij voor ‘de freules’ gaat werken. Voor het eerst is dit opgetekend door priester, archivaris en archeoloog Joseph Habets uit Oirsbeek. Tijdens zijn studententijd aan het seminarie te Roermond ontmoet Joseph Habets (1829-1893) Egidius voor het eerst in 1851 en wel in het huis van notaris Charles Guillon te Roermond, hun gemeenschappelijke vriend en kunstliefhebber. Tijdens deze ontmoeting komt ter sprake dat Habets en Slangen bloedverwanten zijn, iets wat Habets tot dat moment nog niet wist. Jaren later schrijft Habets over Egidius:
‘Sedert die eerste ontmoeting heb ik eene warme genegenheid voor dien langen, mageren neef, met dat kaal voorhoofd en dien zwarten knevel gekoesterd, die weinig sprak en bijna nooit lachte, al liep het gesprek ook over een humoristisch onderwerp.’

Habets noemt Egidius zijn ‘neef’. In werkelijkheid is Egidius een neef van Habets’ moeder en een achteroom van Joseph Habets: Egidius en Habets’ moeder, Maria Catharina Widdershoven, zijn neef en nicht. Zij hebben dezelfde grootouders (die dus de overgrootouders van Jos. Habets zijn).

Als Habets naderhand nog wel eens in Hoensbroek komt, brengt hij steevast een bezoek aan Egidius. Hun gesprekken gaan dan meestal over kunst of over een onderwerp uit de Limburgse geschiedenis. Ook wordt Habets vaker naar zijn mening gevraagd over een beeldhouw- of houtsnijwerk waaraan Egidius op dat moment werkt. Slangen op zijn beurt bezoekt Habets ook regelmatig en blijft er dan enkele dagen logeren.
Ondanks de relatie die er tussen beiden ontstaat komt Habets toch niet echt veel te weten over het leven van zijn achteroom, omdat deze zelden over vroeger vertelt. In 1883 schrijft hij in zijn ‘Levensschets van Egidius Slanghen’:
‘Wat ik dus uit zijn vreedzamen en weinig bewogen levensloop te weten kreeg, dank ik minder aan mijn verkeer met den overledene, dan wel aan de inlichtingen die mij zijn oudere broeder, de Heer Karel Slanghen te Hoensbroeck, verstrekte.’
Alles wat Habets over Egidius heeft gepubliceerd, is hem dus verteld door Egidius’ oudere broer Karel Slangen, net als de zin:Den 1sten Mei 1843 vertrok hij namelijk naar Halen bij Roermond als rentmeester der freules de Keverberg, die het Kasteel Aldengoor, in de nabijheid van dit dorp bewoonden.’

Hoensbroekse Historie

Kasteel Aldenghoor in Haelen.

Hoensbroekse Historie

Pentekening uit de 'Maasgouw' van 1 augustus 1893.

Maar wie waren nu eigenlijk die ‘freules’, die ongetrouwde adellijke dames op Kasteel Aldenghoor?

Om te beginnen gaan we acht jaar terug in de tijd, naar donderdag 16 juli 1835. Op die dag overlijdt baron Karel Frederik Joseph de Keverberg d’Aldenghoor, eigenaar en bewoner van Kasteel Aldenghoor. Hij zou twee dagen later 66 jaar zijn geworden.
In zijn testament heeft baron Karel Frederik de oudste zoon van zijn broer Karel Louis aangewezen als erfgenaam. Karel Frederik heeft er ook bij laten vermelden dat zijn weduwe barones Maria Agnes tot aan haar dood het vruchtgebuik zal hebben van alle goederen. Eenvoudig gezegd komt het erop neer dat de weduwe na het overlijden van haar echtgenoot kan handelen als eigenares van het kasteel, hoewel zij niet de erfgename is. Dit zal de rest van haar leven worden aangevochten door de schoonfamilie De Keverberg.

Barones Maria Agnes Engelbertina de Keverberg (1791-1852), geboren De Kerkerinck-Borg, is de tweede echtgenote van baron Karel Frederik. Evenals zijn eerste huwelijk blijft ook dit huwelijk kinderloos. Sterker nog, gedurende de hele 19de eeuw wordt er geen enkel kind geboren in de familie De Keverberg van Aldenghoor, waardoor het toch wel stil en eenzaam moet zijn geweest in het kasteel.
Barones Maria Agnes maakt een moeilijke tijd door als ‘douarière’ (adellijke weduwe). Niet lang na de dood van de baron krijgt zij gezondheidsproblemen. Behalve dat haar vruchtgebruik van het kasteel constant wordt betwist, krijgt zij ook nog eens zes jaar op rij te maken met een sterfgeval onder het personeel en in de familie.
Op 7 mei 1836 overlijdt George Hermans op 85-jarige leeftijd. Hij was jager van de heren van Aldenghoor.
Op 6 juli 1837 overlijdt Walther Schram op 42-jarige leeftijd. Hij heeft vele jaren trouw gediend als huisknecht op het kasteel. Op 15 juni 1838 komt Petrus Gielens, boerenwerkman op het kasteel, om het leven door verdrinking in een ‘kolk’ te Kessel.

Gelukkig woont haar schoonzus Clementina Francisca Florentina Josepha Barones de Keverberg d’Aldenghoor bij haar, de enige en ongetrouwde zus van baron Karel Frederik. Freule Clementina is een tijdlang abdis geweest van het adellijk Stift Bedburg te Kleef (D) en woont sinds de opheffing van dat klooster in 1823 weer op het kasteel. De twee dames hebben overeenstemmende karakters en leven in zeer goede verstandhouding met elkaar. Clementina is een lieve, medelevende vrouw en zij is een grote steun voor barones Maria Agnes, die erg op haar schoonzus is gesteld.
In de zomer van 1839 wordt freule Clementine ernstig ziek en op maandag 25 november van dat jaar komt zij te overlijden. Het is een groot verlies voor de 48-jarige barones. Toch is hiermee nog geen einde gekomen aan de tragische gebeurtenissen, want weer een jaar later overlijdt de kokkin van Aldenghoor. (M. Keizer zegt dat de kokkin Johanna Engels op 13 november 1840 te Haelen overlijdt op 46-jarige leeftijd, maar in het overlijdensregister staat dat zij 92 jaar oud geworden is)
Op 9 november 1841 overlijdt de bijna 14-jarige Ernst de Keverberg. Hij is de jongste zoon van Karel Louis de Keverberg (broer van baron Karel Frederik) die zelf kort daarna op 30 november overlijdt.

De laatste tien jaar van het leven van de douarière-baronesse Maria Agnes zijn minder dramatisch verlopen. Per 1 mei 1843 neemt zij Egidius Slangen als rentmeester in dienst. Egidius woont op het kasteel en voert het financiële en zakelijke beheer over de onroerende goederen, een vertrouwensambt. Hij doet zijn werk uitstekend en secuur. Daarnaast gaat hij zich verdiepen in de regionale geschiedenis, begint met het verzamelen van munten en doet hij zijn eerste archeologische opgravingen daar in de buurt.
Het laatste verdrietig sterfgeval dat de barones nog moet meemaken is dat van haar huisknecht Jacobus Timmermans. Hij overlijdt op 44-jarige leeftijd op 26 oktober 1843.

Het blijkt dat het verhaal van priester Habets uit 1883 steeds opnieuw wordt gekopieerd zonder het te verifiëren. Men blijft consequent ‘de freules’ schrijven, zonder werkelijk te weten wie deze dames waren.
Habets heeft nota bene zelf gezegd dat hij zijn informatie van Egidius’ broer Karel Slangen heeft, maar Karel zal waarschijnlijk niet precies geweten hebben hoe de situatie destijds op Kasteel Aldenghoor was. Toen Egidius in 1843 naar Haelen vertrok, was freule Clementina al bijna vier jaar overleden. Het was dus de weduwe barones Maria Agnes (die géén freule was) die hem heeft aangesteld op het kasteel en wier eigendommen Egidius heeft beheerd.

Hoensbroekse Historie

Het overlijdensbericht van baron Karel Frederik de Keverberg in 'Journal de La Haye' van 29 juli 1835.

Hoensbroekse Historie

Het familiewapen van de familie De Keverberg, geschilderd door Egidius Slanghen in een van zijn aantekenboeken. (Rijckheyt)

Hoensbroekse Historie

Pagina's uit aantekenboeken van Egidius Slanghen uit circa 1850-1870 met door hemzelf geschilderde familiewapens en stambomen. (Rijckheyt)

Hoensbroekse Historie

Kasteel Aldenghoor

Egidius komt weer thuis

Op vrijdag 24 september 1852 overlijdt barones Maria Agnes op 61-jarige leeftijd. Zeven maanden later, in mei 1853, keert Egidius terug naar zijn geboorteplaats. Hij is op dat moment werkloos en gaat weer in zijn ouderlijk huis in de Hoofdstraat wonen dat ondertussen een ander nummer heeft gekregen, namelijk Dorp 80. Broer Karel Slangen woont hier met zijn gezin en vader Balthasar, op dat moment al ruim 8 jaar weduwnaar, woont hier ook nog steeds. Uiteindelijk erft Karel deze woning van zijn vader. Een paar jaar later wordt dit adres opnieuw omgenummerd: Kom 43.

Wordt vervolgd.

Lees verder:
deel 2 - Burgemeester van Hoensbroek (1855-1882)

Hoensbroekse Historie

Pentekeningen van familiewapens, geschilderd en getekend door Egidius Slanghen in een van zijn aantekenboeken. (Rijckheyt)

Geschreven door

Lieke Willems

Ik ben gehecht aan mijn geboortegrond en altijd op zoek naar hoe het leven vroeger was. Voor mijn onderzoek maak ik dankbaar gebruik van originele archiefbronnen, geschiedkundige literatuur, de discipline genealogie en de hulpwetenschap paleografie.

Deel dit artikel

Registers van de Burgerlijke Stand met huwelijksbijlagen van verschillende gemeenten.
Kerkelijke Doop-, Trouw- en Begraafregisters van verschillende parochies.
Rijckheyt Heerlen (RhH), Archief Gemeente Hoensbroek, bevolkingsregisters 1830-1900.
RhH, 072 Archief Gemeente Hoensbroek 1800-1940, kadastrale leggers.
RhH, Egidius Slanghen, Aanteekeningen-oudheidkunde: Généalogie de la famille De Lynden issue de celle D'Aspremo(nt) (ca. 1850-1870). Manuscript in bibliotheek 30 A 9.
RhH, Aantekeningen uit diverse bronnen uit de 16de en 17de eeuw, gemaakt door Egidius Slanghen (nog niet geïnventariseerd).
Verzamelkaart, minuutplans en OAT's van de kadastrale gemeente Hoensbroek, ca. 1832.
Jos. Habets, ‘Levensschets van Egidius Slanghen’, in: Handelingen en mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden over het jaar 1882-1883.
J.H. Hanssen, ‘De lotgevallen van het familiearchief Van Keverberg’, in: Nederlands Archievenblad 89 (1985), 125-138.
Father M. Keizer, Schets van Aldenghoor’s geschiedenis (1947).
P.A.H.M. Peeters, Hoensbroek. Bijdrage tot heemkennis (1959).
M. van de Venne, J.Th.H. de Win, P.A.H.M. Peeters, Geschiedenis van Hoensbroek (Hoensbroek 1967).