Egidius Slanghen (1820-1882) – deel 9
Beurzenstichting Egidius Slanghen -4-
En het gaat maar door ...
In juni 1922 staat weer een advertentie in de krant voor een vrijgekomen studiebeurs. Er komen verschillende reacties op de oproep en ook Edouard à Campo, broer van Norbert, reageert. Hij vraagt de beurs aan voor zijn zoon Hub. Hub is een achterkleinzoon van Egidius’ broer Christiaan Hubert, met andere woorden: zijn betovergrootouders zijn de ouders van Egidius Slanghen.
Edouard schrijft dat zijn zoon momenteel nog op de lagere school zit, maar dat het hoofd der school heeft verklaard dat de jongen ‘den noodigen aanleg tot verdere studie bezit’ en dat hij deze verklaring heeft toegevoegd aan zijn brief. Mocht de beurs worden toegekend, dan zal hij zijn zoon onmiddellijk met de vervolgstudie laten beginnen.
Dit verzoek wordt afgewezen omdat de 10-jarige Hub nog niet naar een gymnasium, seminarie of hogere school gaat, wat wel een van de gestelde voorwaarden is. Om deze reden besluiten de bestuurders dat Laurent Henrar uit Maastricht voor de jaren 1922 en 1923 een studiebeurs voor zijn zoon Jules krijgt, wiens oudouders Cremers-Willems de grootouders van Egidius zijn.
De heren bestuurders hebben zeer bewust een beurs van slechts twee jaar toegewezen, omdat het neefje van de huidige derde bestuurder van de stichting (het naaste familielid Norbert à Campo) in 1924 naar alle waarschijnlijkheid wel naar een vervolgopleiding zal gaan. Ons kent ons!
Jules Henrar is student aan het gymnasium van het Canisius College te Nijmegen. Daarna gaat hij naar de universiteit in Leuven (B) om scheikunde te studeren en volgt daar ook nog een cursus filosofie. In maart 1924 sturen zijn ouders weer een brief naar de heren bestuurders. Zij doen opnieuw een beroep op de studiebeurs en schrijven dat zij twee jaar geleden, toen hun zoon naar de universiteit in Leuven ging, eigenlijk gerekend hadden op een beurs van vijf jaar. Slanghen heeft dat immers in zijn testament laten vastleggen.
Zij vragen of zij alsnog in aanmerking kunnen komen voor drie jaar toelage, omdat zij anders misschien niet meer in staat zullen zijn hun zoon de studie te laten voortzetten.
Burgemeester Van der Kroon vraagt in mei 1924 aan Norbert à Campo of zijn neefje Hub ondertussen al naar een gymnasium, seminarie of hogeschool gaat. Hub studeert inderdaad inmiddels aan het gymnasium, het St. Joseph College te Weert, en zou dus nu wel in aanmerking komen voor een beurs. En jawel, Hub à Campo krijgt in 1924 de beurs toegekend voor de volle vijf achtereenvolgende jaren!
Uittreksel uit het geboorteregister (Rijckheyt)
De toekenning van een studiebeurs voor twee jaar aan Jules Henrar. (Rijckheyt)
De macht van de Kerk
Er waren duidelijk rangen en standen in Hoensbroek. De Kerk en de gemeente deelden er de lakens uit. Vooral pastoor Röselaers dwong mede door zijn grote gestalte en zijn autoritaire optreden ontzag af bij de plaatselijke bevolking en had daardoor een grote invloed in zijn parochie. Als het er op aan kwam, dan was zíjn wil wet.
Men zou het vermoeden kunnen hebben dat hoofdzakelijk de burgemeester en het naaste familielid van Egidius Slanghen bepaalden wie in aanmerking kwam voor een studiebeurs, maar wat te denken van de invloed ‘op de achtergrond’ van pastoor Röselaers? En wie durfde in die tijd de strijd aan te gaan met deze geestelijke?
Bij de besluitvorming door de bestuurders van de studiebeurs stond de bloedverwantschap van de student tot de stichter overduidelijk op de laatste plaats. Het blijft toch op zijn zachtst gezegd merkwaardig, dat bij de loting of de stemming steeds weer opnieuw de studenten aan niet-kerkelijke opleidingen het verloren van diegenen die van plan waren om priester te worden. En aan meisjes werd al helemáál geen studiebeurs verleend, zelfs niet als het meisje zowel via de vaderlijke als de moederlijke lijn bloedverwant was met de stichter van de studiebeurs. Egidius Slanghen zal zich hebben omgedraaid in zijn graf ...
Dit had de stichter van de studiebeurs nooit kunnen voorzien. Te goeder trouw en misschien ietwat naïef heeft Egidius de macht en de invloed van de geestelijkheid onderschat. Mogelijk had hij beter in zijn testament kunnen laten vastleggen dat er twéé familieleden in de beurzenstichting moesten zitten. Maar ja, dan nóg was dit waarschijnlijk geen garantie dat de heren van de beurzenstichting hun taak ook daadwerkelijk naar eer en geweten zouden uitvoeren.
Hoe ging het verder met Hub en Henrar?
Hub à Campo ging twee jaar naar Weert en het derde jaar naar Visé (B), waar hij een jaar studeerde aan het College St. Hadelin. En toen ontving de burgemeester in november 1926 een brief, waarin Edouard à Campo heel eerlijk schreef:
‘Edelachtbare Heer,
Aangezien mijn zoon Hubert à Campo geen zin meer heeft om te studeeren en om deze reden niet meer wenscht in aanmerking te komen voor de studiebeurs Egidius Slanghen, en dank de heeren begevers nogmaals voor de begunstiging. Hoogachtend, Ed. à Campo’
Tien dagen later schreef burgemeester Van der Kroon aan Nicolaas Boshouwers:
‘Onder toezending van een afschrift van een door mij ontvangen schrijven van Ed. à Campo te Schinnen, verzoek ik u over te gaan tot het plaatsen eener advertentie inzake het beschikbaar zijn eener beurs en verder voor de begeving dezer beurs noodige voorbereidende maatregelen te nemen.’
Daarmee was de zaak afgedaan en ging men weer over tot de orde van de dag.
Jules Henrar heeft het overigens nog ver geschopt in het leven. Hij is chemicus geworden en stichtte een gezin. Als onderdirecteur van de porselein- en tegelfabriek Mosa te Maastricht heeft hij meer dan 30 jaar met grote kennis van zaken en met veel toewijding de belangen van dit bedrijf behartigd. Hij heeft de grondslag gelegd voor het laboratorium, waarvan hij hoofd was, en heeft bij de ontwikkeling van kunststoffen een grote rol gespeeld. In 1960 bracht Mosa een servies van kunststof (melamine), ontworpen door Edmond Bellefroid, op de markt onder de naam 'Mosalite'.
Tijdens zijn zilveren jubileum in maart 1962 werd Jules Henrar door Louis Regout, de directeur van de Mosa, geprezen om zijn trouw en plichtsbetrachting. Henrar zou zeer innemend en medelevend zijn geweest. In 1966 overlijdt hij plotseling op 61-jarige leeftijd.
Een erfenis …
Het komt steeds vaker voor dat de beurzenstichting brieven ontvangt die verband houden met nalatigheden omtrent het beheer van de studiebeurs, het niet nakomen van voorgeschreven verplichtingen. Zo stuurt bijvoorbeeld de kantonrechter van Heerlen namens Gedeputeerde Staten van Limburg herhaaldelijk een verzoek tot het opsturen van de rekening, een staat met de inkomsten en uitgaven van een bepaald jaar.
Zoals eerder beschreven moet er ook kapitaal van de beurzenstichting worden belegd om zodoende in de toekomst studiebeurzen te kunnen blijven financieren. Ook wat dit betreft schijnt er het een en ander mis te zijn, want in juni 1931 schrijft de kantonrechter van Heerlen aan Boshouwers:
‘Met verbazing verneem ik dat zelfs thans nog niet is overgegaan tot belegging van het batig saldo over 1929, ofschoon ik u toch reeds bij mijn schrijven d.d. 29 Augustus 1930 no. 360 mededeeling deed van de ontvangst door mij op 22 Augustus 1930 van het goedkeuringsbesluit van H.H. Gedeputeerde Staten en U alstoen tevens verzocht mij de belegging te willen berichten. Wat Uwe vraag betreft of omtrent die belegging een nieuw besluit moet worden genomen, zoo is deze vraag m.i. ontkennend te beantwoorden, doch het ware wenschelijk dat nu eindelijk eens tot die belegging en wel spoedig worde overgegaan.’
Boshouwers heeft dus het overschot op de rekening van 1929 na anderhalf jaar nog steeds niet geïnvesteerd.
Een jaar later schrijft de kantonrechter twee brieven naar Boshouwers, op 28 april en op 8 juni 1932, waarin hij verzoekt om de rekening van de beurzenstichting van vorig jaar op te sturen. Op 10 juni bericht Boshouwers dat hij deze spoedig zal toezenden. Acht dagen later overlijdt hij na een kortstondige ziekte.
In de tweede week van augustus 1932 wordt er bij burgemeester Van der Kroon een verzegeld pakket bezorgd, geadresseerd aan de beurzenstichting en afkomstig van de familie Boshouwers. De burgemeester nodigt de andere twee beheerders van de studiebeurs, pastoor Röselaers en Norbert à Campo het naaste familielid, uit om een paar dagen later in zijn ‘kabinet’ (persoonlijk kantoor) te komen, zodat zij dan met zijn drieën dit pakket kunnen openen en de inhoud bekijken.
Zij treffen een groot aantal brieven, afschriften en allerlei papieren aan uit een periode van zo’n twintig jaar! Alles zou eigenlijk netjes gesorteerd moeten zijn, zoals rekeningen, alle authentieke stukken en eigendomsbewijzen van de beurzenstichting, maar in plaats daarvan stuiten de drie heren op een complete puinhoop. Paperassen liggen ongeordend door elkaar en sommige belangrijke documenten ontbreken zelfs geheel. Men wordt er volstrekt niet wijs uit.
Uiteindelijk besluit men om Boshouwers’ zoon kapelaan Constant Boshouwers, die op dat moment in Oud-Vroenhoven verblijft, uit te nodigen voor een bezoek, in de hoop dat hij misschien enige opheldering kan geven.
Vervolgens wordt het pakket opgeborgen in de brandkast die in het kantoor van de burgemeester staat, met de bedoeling het een en ander op een later tijdstip nog eens nader te bekijken. Bovendien zal de heer Dirrix in België nog worden benaderd om erachter te komen of deze überhaupt de bedragen van de studiebeurs voor zijn zoon Victor over de jaren 1926 tot en met 1930 wel heeft ontvangen, en zo ja wanneer.
Op 23 september 1932 volgt er wederom een schrijven van de kantonrechter inzake de rekening van 1931. Burgemeester Van der Kroon, die tijdelijk de zaken waarneemt, heeft ondertussen de gevraagde rekening die nog door Boshouwers is opgemaakt en ondertekend gevonden en hij verstuurt deze een week later.
Drie weken daarna antwoordt de kantonrechter dat de ‘Heeren Ged. Staten’ hun bedenkingen hebben wat betreft de genoteerde gegevens en vraagt namens hen om wijziging van de gegevens of eventueel een nadere toelichting.
In november wordt Peter Antonius Hubertus Maria Peeters, commies-chef ter secretarie der gemeente Hoensbroek, benoemd tot ontvanger van de beurzenstichting. Hij handelt in het vervolg de financiële zaken af, hoewel het de eerste tijd niet gemakkelijk voor hem moet zijn geweest gezien de erfenis van zijn voorganger Boshouwers.
In december hebben de beheerders van de studiebeurs alle papieren die in het pakket zaten helemaal doorgenomen. Er blijkt nog een geldbedrag te ontbreken uit de kas van de stichting. Slager Boshouwers, ook een zoon van de overleden burgemeester en woonachtig in Hoensbroek, wordt ervan in kennis gesteld dat zijn vader in maart jl. nog een bedrag van 115 gulden en 84 cent ten behoeve van de beurzenstichting heeft geïnd. Burgemeester Van der Kroon verzoekt de slager om dit bedrag alsnog en zo spoedig mogelijk te storten op de rekening van de beurzenstichting.
Het blijft een raadsel waarom de oud-burgemeester zo vaak heeft verzuimd aan zijn verplichtingen als ontvanger te voldoen.
Wordt vervolgd.
Lees verder: deel 10 – Het einde van de Beurzenstichting. Of toch niet?
Deel dit artikel
Registers van de Burgerlijke Stand met huwelijksbijlagen van verschillende gemeenten.
RhH, 061 Gemeente Hoensbroek 1848-1981, inv.nr. 4450-4459.
Rijckheyt Heerlen (RhH), nog niet geïnventariseerde stukken betreffende R.K. parochie H. Johannes Evangelist Hoensbroek.
RhH, nog niet geïnventariseerde stukken betreffende Beurzenstichting Egidius Slanghen.
P.A.H.M. Peeters, Hoensbroek. Bijdrage tot heemkennis (1959).
M. van de Venne, J.Th.H. de Win, P.A.H.M. Peeters, Geschiedenis van Hoensbroek (Hoensbroek 1967).
Limburgs Dagblad, verschillende jaargangen.
Limburger Koerier, verschillende jaargangen.