Hoensbroekse Historie

Egidius Slanghen (1820-1882) – deel 8

In Personen, Typisch Hoensbroek door Lieke Willems

Egidius Slanghen (1820-1882) – deel 8

9 april 2019

Beuzenstichting Egidius Slanghen -3-

Opnieuw commotie rondom de toewijzing van de studiebeurs

Van 1902 tot en met 1906 ontvangt Jan Hubert Habets uit Klimmen jaarlijks 200 gulden voor zijn zoon Jan Joseph, die studeert aan het grootseminarie te Rolduc in Kerkrade. Jan Joseph is een kleinzoon van Egidius’ broer Karel Slangen. Vervolgens wordt de studiebeurs vier jaar lang toegekend aan Bernard à Campo uit Merkelbeek voor zijn zoon Emile, die eveneens te Rolduc studeert. Emile is een kleinzoon van Egidius’ broer Christiaan Hubert Slangen.

In 1911, ontstaat er opnieuw commotie rondom de toewijzing van de beurs. Het heeft er nu namelijk alle schijn van dat burgemeester Boshouwers en pastoor Röselaers ondertussen op eigen houtje bepalen wie van de gegadigden de studiebeurs krijgt toegewezen.
Op 13 september 1911 schrijft Egidius Borghans over zijn twijfels en ongenoegen over de gang van zaken in een brief aan Röselaers, die recentelijk was aangesteld in Hoensbroek en dus nu een van de drie beheerders van de studiebeurs is.
Borghans, fabrikant in Brussel, was een broer van notaris Balthasar Borghans die toen namens de familie Slangen medebeheerder van de beurs was. Borghans’ moeder was de enige zus van Egidius Slanghen en Slanghen was dus Borghans’ oom (en tevens peetoom).
Hij schrijft:

‘Zeer Eerwaarde Heer Pastoor,
Daar ik sinds eenigen tijd niets meer gehoord heb van de werking der studiebeurs door wijlen den Weled. Heer Egidius Slanghen, in zijn leven 35 jarigen burgemeester en weldoener van Hoensbroeck gesticht zijnde, door mijn oom en peter, (broeder van mijne zalige moeder) kom ik in mijne kwaliteit van medeerfgenaam en bezitter der bedoelde beurs, eerbiedelijk aan U Eerwaarde te vragen van welke familietak de kinderen zijn die op het oogenblik op onzen beurs studeeren.
U zult het mij zeker niet ten kwade nemen indien ik U Eerwaarde hierop heenwijs, dat het mij zeer vreemd voorkomt dat niettegenstaande ik zoon ben van de eenigste zuster van wijle mijn oom Egidius Slanghen en dat niettegenstaande mijne heiligste rechten op aanspraak van studie voor de mijne vast staan.
Zooals alles vast staat dat heilig is ik tot heden niet eens in aanmerking ben gekomen.
U Eerwaarde zou mij dus zeer verplichten indien U mijne rechten bij de mede erfgenamen in aanspraak deed brengen, en hun te doen verstaan dat hunne handelingen jegens mij door aanhoudende onteigening voor mijne rechten in zaak van de beurs, mij zal genoodzaken verdere stappen te doen.
Gelieve dus nota te nemen, dat indien ik van U eerwaarde binnen de acht dagen over deze punten geene voldoening zoude hebben ik mij genoodzaakt zou zien mij bij Z. Excellentie de Gouverneur te melden om mijne rechten wettig te doen gelden.
U Eerwaarde zou mij dus verplichten mij te doen weten welke oogenblikkelijke bestuurder zijn, tot welke takken de tegenwoordige kinderen toebehoren die tot heden op die beurs gestudeerd hebben als ook op welk tijdstip bedoelde beurs ingaat. Wilt U mij ook mededeelen of mijn broeder Notaris Borghans nog deelmaakt van dit bestuur?
Alvorens te sluiten is het mij zeer aangenaam aan Zijne Eerwaade mijne eerbiedigste Hoogachting aan te bieden. Zoo verblijf ik
Uw ouderwetsche dorpsgenoot
Borghans E’

Drie dagen later krijgt Borghans antwoord van de burgemeester, die zich er wel erg gemakkelijk vanaf maakt:
‘H. 16 September 1911.
Weledele Heer E. Borghans Brussel
In antwoord op Uw schrijven dd 13 sept jl n 339 aan den Zeer Eerw. Heer Pastoor alhier, heb ik de eer Weledele mede te deelen, dat de studiebeurs Egidius Slanghen te Hoensbroek, na gedane oproepingen, begeven is aan den meest rechthebbende der sollicitanten, hetgeen laastelijk heeft plaats gehad met ingang van 1e Januarij 1911.
Verder hebben wij hieromtrent geene nadere toelichting te geven, daartoe kunt Weledele zich elders wenden, zooals reeds in uw bovengemeld schrijven is aangegeven.
Hoogachtend
Jos. Boshouwers
Burgemeester’

 
Hoensbroekse Historie

Brief van Egidius Borghans aan de pastoor, geschreven in Brussel op 13 september 1911. (Rijckheyt)

Hoensbroekse Historie

Het korte antwoord van de burgemeester.

Uit een briefwisseling van de burgemeester en het Ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt dat de beheerders normaliter door middel van loting of een mondelinge stemming bepalen wie de beurs krijgt toegewezen. In 1911 is dit echter gebeurd middels gesloten stembriefjes. De burgemeester en de pastoor hebben gekozen voor Widdershoven, terwijl J. Habets als gevolmachtigde van notaris B.J. Borghans in diens opdracht op Hub Janssen uit Valkenburg heeft gestemd. Uit de desbetreffende brief valt niet af te leiden wie J. Habets exact is en dus ook niet hoe hij precies verwant is aan de familie Slangen. Het zou heel goed Jan Hubert Habets kunnen zijn, gemeenteontvanger te Klimmen en getrouwd met een dochter van Egidius Slangens broer Karel.
Is hier mogelijk sprake van machtsmisbruik of belangenverstrengeling? Hoe dan ook, Guillaume Widdershoven krijgt de studiebeurs voor zijn zoon Gerard, maar vreemd genoeg wordt zes jaar later de beurs alsnog toegekend aan Hub Janssen uit Valkenburg voor zijn zoon Cornelius.

Van 1911 tot en met 1915 krijgt Guillaume Widdershoven uit Hulsberg jaarlijks een studiebeurs voor zijn zoon Gerard Wilhelmus Josephus, die drie jaar lang student is te Rolduc. De daaropvolgende twee jaar studeert hij medicijnen in Utrecht. Gerard is van dezelfde generatie als Louis Widdershoven en Pierre Kerckhoffs. Zijn betovergrootouders Slangen-Limpens zijn de grootouders van Egidius Slanghen.
In 1915 vraagt Jan Hamers een studiebeurs aan voor zijn zoon Hubert Joseph. Zijn verzoek wordt ingewilligd door de beheerders van de beurzenstichting. Hamers krijgt voor het jaar 1916 een bedrag van 200 gulden voor de studie van zijn zoon Joseph, wiens oudouders Willems- Van den Camp zijn, de overgrootouders van Egidius Slanghen.
In 1917 krijgt Hub Janssen uit Valkenburg een studiebeurs voor zijn zoon Cornelius die drie jaar studeert te Rolduc en daarna nog twee jaar aan het Bisschoppelijk Seminarie in Roermond.

 
Hoensbroekse Historie
Hoensbroekse Historie

Brief van Egidius Borghans, 20 januari 1922. (Rijckheyt)

Het is niet bekend of en hoe de onvrede van Egidius Borghans is afgehandeld, maar uit de archieven is een nog een brief van hem tevoorschijn gekomen die hij op 20 januari 1922 heeft geschreven aan de burgemeester van Hoensbroek. Dit is sinds 1919 burgemeester Van der Kroon. In deze brief, van wel zes kantjes, uit Borghans wederom zijn ongenoegen over de werkwijze van de bestuurders van de studiebeurs. Hij vertelt dat hij sinds de oprichting van de stichting (35 jaar geleden!) ‘…nog geen enkele keer van de Studie Beurs van den Zaliger Slanghen de gunst [heeft] genoten!!!? En wel voor geen van mijne vijf zonen?’, de studiebeurs die nota bene gesticht is door zijn peetoom zaliger. Borghans heeft naast vijf zonen ook nog een dochter en al acht kleinkinderen.
Ondertussen heeft hij al geschreven naar familielid Bernard à Campo, maar deze antwoordt hem niet. Dan besluit Borghans naar Den Haag te gaan, waar hij een gesprek heeft met de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Jonkheer Mr. Ruijs de Beerenbrouck, een vriend van de familie. De minister belooft dat hij zich erom zal bekommeren zodra Borghans hem de benodigde bewijsstukken heeft gestuurd.
Borghans schrijft verder dat hij tijdens zijn bezoek aan Den Haag ziek geworden is en dat zijn financiële situatie beroerd is als gevolg van de Eerste Wereldoorlog en wanbetalingen van Jos Bemelmans (gemeentearchitect te Meerssen):

‘Ik ben voorloopig plat geruineerd door den oorlog mijne cement Industrie legt stil. Ik heb geld te goed uit verschillende landen en streken en niemand betaald mijn oorlog schade beloop op meer dan 300 000 frks en heb nog niets ontfangen – mijn goud en zilver hebben ze mij voor 15 000 frk afgezet en voorloopig ontbreekt mij alles en hoopt dat U E gestr iets of wat voor mij kunt doen.
Ik ben 70 jaren oud en ben uitgemarteld van mishandelingen en aan kwade lieden hier overgelaten zonder het minste medelijden
Mijn associë Mr Jos Bemelmans architect te Meerssen (Gemeentearchitect) is mij sindts 1914 alle zijne verplichtingen schuldig gebleven en laat niets van zich hooren – Hij is mij ... dan aan huur over de 4000 franken zijn aandeel schuldig en handelt niet rechtzinnig met mij.”

Twee dagen later heeft Borghans wellicht spijt gekregen van de uitgebreidheid en de toonzetting van zijn brief en hij schrijft opnieuw naar de burgemeester, maar nu onderdanig en bijna slijmerig. Hij biedt zijn excuus aan voor zijn manier van schrijven en wijt dit aan zijn ‘zieken en zwakken toestand.’
Ook belooft hij dat, áls hij een studiebeurs zou ontvangen, hij alles netjes zal terug betalen. Hij sluit zijn brief af met:
‘Dit doende en na dat ik U Ed Gestr nog maals vooraf mijn grootsten dank aanbied voor Z. E. Gest. steun en hulp verblijft met diepsten Eerbied en de meeste Hoogachting,
Uwen Eerbiedvollste en Dankbaar zeggende
Dienaar Egidius Borghans’

Burgemeester Van der Kroon geeft de brieven door aan oud-burgemeester Boshouwers met het verzoek of deze zich hierom wil bekommeren. Boshouwers is sinds zijn aftreden als burgemeester in 1919 geen beheerder meer van de beurzenstichting maar wel nog de ontvanger, degene die de financiële zaken regelt.
Boshouwers schrijft twee dagen later aan Van der Kroon:
[...] dat ik in der tijd meer dergelijke omslachtige brieven van den Heer E. Borghans heb ontvangen [...] Deze persoon is toen van den loop der Studiebeurs Eg. Slanghen geheel en al op de hoogte gesteld, hetgeen trouwens ieder familielid van zelf moet kennen. [...]
Pas een week later stuurt Boshouwers een hele korte brief naar Borghans, waarin hij schrijft dat per 1 januari 1923 een beurs vacant is en welke bewijzen Borghans moet opsturen om hier aan spraak op te kunnen maken: een geboortebewijs van de student, een bewijs van de directeur van de opleiding die de student volgt en een bewijs van de graad van bloedverwantschap tot de stichter Egidius Slanghen.

Op 25 augustus 1921 overlijdt een van de bestuurders van de Beurzenstichting, het ‘naaste familielid’ Bernard à Campo. In februari 1922 vragen oud-burgemeester Boshouwers en pastoor Röselaers Bernards zoon Norbert à Campo of hij de functie van zijn overleden vader op zich wil nemen. Deze gaat hiermee akkoord.

Wordt vervolgd.

Lees verder: deel 9 – Beurzenstichting Egidius Slanghen -4-

 
Geschreven door

Lieke Willems

Ik ben gehecht aan mijn geboortegrond en altijd op zoek naar hoe het leven vroeger was. Voor mijn onderzoek maak ik dankbaar gebruik van originele archiefbronnen, geschiedkundige literatuur, de discipline genealogie en de hulpwetenschap paleografie.

Deel dit artikel

Registers van de Burgerlijke Stand met huwelijksbijlagen van verschillende gemeenten.
RhH, 061 Gemeente Hoensbroek 1848-1981, inv.nr. 4450-4459.
Rijckheyt Heerlen (RhH), nog niet geïnventariseerde stukken betreffende R.K. parochie H. Johannes Evangelist Hoensbroek.
RhH, nog niet geïnventariseerde stukken betreffende Beurzenstichting Egidius Slanghen.

P.A.H.M. Peeters, Hoensbroek. Bijdrage tot heemkennis (1959).
M. van de Venne, J.Th.H. de Win, P.A.H.M. Peeters, Geschiedenis van Hoensbroek (Hoensbroek 1967).
Limburgs Dagblad, verschillende jaargangen.
Limburger Koerier, verschillende jaargangen.