Die Liebe, ach! die Liebe hat ihn so weit gebracht!
In oktober 1875 wordt de 26-jarige Eugenius Theodorus van der Vorst uit Sittard na zijn priesterwijding benoemd tot kapelaan van Hoensbroek, toen een eenvoudig dorpje met bijna 1200 inwoners.
Als Van der Vorst naar Hoensbroek komt, is de 54-jarige Egidius Slanghen al twintig jaar burgemeester van deze gemeente en is hij bijna een jaar getrouwd met Netta Franck. De kapelaan, die net als Egidius een grote belangstelling voor historie heeft, wordt al spoedig hun huisvriend.
Egidius Slanghen woont in de Nieuwstraat. Zijn woonhuis, later beter bekend als Hotel Dortu, staat in de voormalige tuin van de boerderij die ooit eigendom was van zijn vader Balthasar.
Egidius is een man van aanzien en hij is allesbehalve onbemiddeld. Als burgemeester krijgt hij een zogenaamde jaarwedde, een jaarsalaris, van 80 gulden. Deze geldelijke vergoeding lijkt zeer gering, maar functies als burgemeester, secretaris, raadslid, wethouder of gemeenteontvanger moeten in deze tijd gezien worden als erebaantjes. Men blijft op de eerste plaats zijn beroep uitoefenen. Zo zien we dat de burgemeesters Cremers en Mannens, voorgangers van Slanghen, respectievelijk notaris en landbouwer zijn. Slanghens opvolger Horstmans is wijnkoopman. Slanghen daarentegen heeft geen beroep en dat heeft hij ook niet nodig omdat hij zeer welgesteld is.
Het woonhuis van Egidius Slanghen in de Nieuwstraat. (Particuliere verzameling)
Egidius Slanghen (Collectie Rijckheyt)
Egidius is zeer plichtsgetrouw en heeft integriteit hoog in het vaandel staan. Hij voelt zich zeer nauw betrokken bij de gemeente Hoensbroek en haar inwoners. Gedurende zijn ambtsperiode als burgemeester doet hij veel goeds voor de dorpelingen en hij wordt door hen dan ook zeer gewaardeerd.
In zo’n klein dorp als Hoensbroek heeft de burgemeester lang niet zo veel omhanden als dat tegenwoordig het geval is en Slanghen heeft dus veel tijd over die hij kan besteden aan zijn hobby’s en liefhebberijen. Hij is gefascineerd door geschiedenis en oudheidkunde, met name die van Limburg. Slanghen onderzoekt het verleden zeer actief en toegewijd, publiceert diverse historische artikelen in tijdschriften en jaarboeken van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap en schrijft daarnaast nog een aantal boeken. Bovendien is hij een verzamelaar. Naast zijn collectie munten en kunstvoorwerpen legt hij eveneens een verzameling aan van voorwerpen uit Limburg, zoals meubels uit de periode van de 14de tot de 16de eeuw, schilderijen, glas- en aardewerk, maar ook beeldhouw- en snijwerk.
In september 1874 trouwt de dan 53-jarige Egidius Slanghen met de bijna 21 jaar jongere modemaakster Netta Franck, geboren in Schaesberg en woonachtig te Heerlen. Na het huwelijk trekt zij bij hem in.
Dat Egidius tot de notabelen behoort, is alleen al te zien aan de trouwgetuigen die bij het burgerlijk huwelijk aanwezig zijn en worden omschreven als “vrienden van het bruidspaar”: apotheker Peter Jozef de Hesselle, hotelhouder Herman Jozef Hubert Cloot, postdirecteur Jonkheer Augustus Jozef Lodewijk van Sasse van Ysselt en hoofdonderwijzer Jan Jacob Eijck, alle vier wonende te Heerlen.
Op 3 oktober 1882 – hij is dan al enige tijd ziek – besluit Egidius zijn uiterste wilsbeschikking vast te leggen. Een dag later laat hij in zijn woonhuis zijn testament opmaken door notaris Gerard Constant Cremers, waarmee hij de uiterste wilsbeschikking van de vorige dag ongeldig verklaart. Hij vermeldt erbij dat hij zijn weduwe levenslang vruchtgebuik van zijn nalatenschap verleent. Dat houdt in dat zij zijn nalatenschap mag gebruiken zolang zij leeft, inclusief de uit het gebruik voortvloeiende opbrengsten.
Egidius Slanghen overlijdt acht dagen later op 12 oktober 1882, net 62 jaar oud, na een huwelijk van slechts acht jaar dat kinderloos is gebleven. Hij heeft een aanzienlijk vermogen nagelaten, waaronder ook roerende en onroerende goederen. Daardoor kan zijn 41-jarige weduwe een onbekommerd bestaan blijven leiden. En dat doet zij ook.
De nog onverharde Nieuwstraat omstreeks 1900. Op de voorgrond rechts ligt het terrein waarop later het gemeentehuis zou worden gebouwd. (Particuliere verzameling)
De weduwe en de kapelaan
Kapelaan Van der Vorst was weliswaar al een vertrouweling van het echtpaar Slanghen, maar na het overlijden van de burgemeester krijgt de rijke weduwe wel opvallend vaak bezoek van deze acht jaar jongere geestelijke. En dan ook nog eens ‘s avonds! Hiermee maakt Van der Vorst zich allesbehalve geliefd bij zijn parochianen.
In juli 1887 zijn verschillende inwoners van Hoensbroek het gedrag van de kapelaan en de weduwe meer dan zat en besluiten zij gezamenlijk hiertegen in opstand te komen. Ze verzamelen alle pannen, gieters en lepels die ze maar kunnen vinden en begeven zich naar de woning van weduwe Slanghen in de Nieuwstraat, waar de kapelaan voor de zoveelste keer de avond doorbrengt. Daar aangekomen geven zij een serenade ... met ketelmuziek! Dit spektakel herhaalt zich elke avond, meer dan een week lang, totdat de situatie uiteindelijk helemaal uit de hand loopt.
Als de ketelmuzikanten zich op zondagavond 31 juli wederom voor het huis van de weduwe hebben verzameld en kabaal staan te maken met hun ‘instrumenten’, kan de kapelaan kan deze ‘muzikale hulde’ niet meer verdragen en verliest hij de controle over zichzelf. Tegen elf uur stormt hij naar buiten met in zijn hand een geladen en op scherp staande revolver. De menigte schrikt hiervan behoorlijk en wil de benen nemen, maar de kapelaan begint meteen te schieten en raakt daarbij drie personen: een in de bovenarm, een in het oor en een in de nek.
Twee dagen later stelt de marechaussee uit Heerlen een onderzoek in en verhoort tien getuigen. Tegen de kapelaan, die bekent de schoten te hebben gelost, wordt proces-verbaal opgemaakt.
Dit voorval haalt de pers in heel Nederland. Op 12 augustus 1887 publiceert de Amsterdamse krant Recht voor allen, het belangrijkste (socialistische) blad van de Nederlandse arbeidersbeweging in de 19de eeuw, over deze kwestie een pikant bericht:
Een kapelaan in de Limburgsche gemeente Hoensbroek gevoelde zich in ‘t oog loopend sterk bezorgd voor het zieleheil van een vrouwelijk schaapje zijner kudde. Toen hij haar weer eens een huisbezoek bracht, vonden de dorpsgenooten zich genoopt hem een blijk van attentie te geven door zijn bezoek op te luisteren door muziek. De kapelaan, die zich met het schaapje juist verdiepte in de uitstorting van den Heiligen Geest, werd door deze afleiding zóódanig verstoord dat hij op eenige personen schoten loste waardoor drie hunner werden verwond.
De politie heeft nu natuurlijk proces-verbaal opgemaakt tegen ons kapelaantje.
Die Liebe, ach! die Liebe
Hat ihn so weit gebracht!
De Nieuwstraat in het voorjaar van 1933. Op de voorgrond ligt de boerderij die eigendom was van Egidius’ vader Balthasar Slangen. Tegenwoordig loopt hier de Mgr. Nolensstraat, als het ware dwars door de boerderij heen. Naast de boerderij zien we achter de muur de tuin waarin het woonhuis van Egidius Slanghen is gebouwd, later Hotel Dortu. (Particuliere verzameling)
De ongeregeldheden nemen toe en de politiebrigade van Heerlen moet elke avond naar Hoensbroek komen om erop toe te zien dat de ketelmuzikanten geen overlast meer veroorzaken. Het blijft rustig in het dorp zolang de politie aanwezig is, maar zodra zij is vertrokken begint de herrie weer opnieuw.
In september verzoekt de officier van justitie van Maastricht de arrondissements-commandant om maatregelen te nemen, met als doel een definitief einde te maken aan de ordeverstoring. De commandant en burgemeester Horstmans gaan in overleg en zij worden het algauw met elkaar eens dat er dringend politieversterking nodig is. De politiebrigade van Heerlen zal worden uitgebreid met twee man en elke dag zullen twee brigadiers, zo nodig vier, van ‘s avonds vijf uur tot ‘s morgens vijf uur in Hoensbroek surveilleren om de orde te handhaven. De burgemeester zegt toe dat hij voor avondeten en onderdak zal zorgen. De commandant gaat ervan uit dat de gemeente zoals gewoonlijk de kosten van deze operatie zal betalen.
Ondertussen gaan de verhoren door en in de laatste week van augustus zijn door de onderzoeksrechter al zeventien getuigen verhoord, waaronder ook weduwe Slanghen.
Op 17 oktober staat kapelaan Van der Vorst wegens mishandeling terecht bij de rechtbank in Maastricht. Het Openbaar Ministerie eist tegen de kapelaan een boete van veertig gulden of veertien dagen gevangenisstraf. Een week later velt de rechter het definitieve oordeel: een boete van vijf gulden, bij wanbetaling te vervangen door drie dagen hechtenis, en betaling van de proceskosten.
Wie nu denkt dat hiermee een einde is gekomen aan de vijandige houding van de Hoensbroekenaren tegenover de kapelaan en de weduwe, die heeft het mis. Het blijft onrustig in het dorp en nog steeds moet de Heerlense politie elke avond ter plekke zijn om de orde te handhaven. Weduwe Slanghen is namelijk al even ongeliefd als haar kapelaan en de ketelmuzikanten blijven haar maar treiteren met hun kabaal.
De bisschop van Roermond dacht dat het misschien verstandig zou zijn om Van der Vorst over te plaatsen naar Neeritter. Begin oktober al heeft hij Jan Hubert Godfried Salden als kapelaan naar Hoensbroek gestuurd, maar Van der Vorst weigert Hoensbroek te verlaten. Als deze op dinsdagavond 25 oktober weer eens bij zijn minnares in de Nieuwstraat vertoeft, wordt hij voor de zoveelste keer verrast met een ‘serenade’. Maar nu is het de weduwe die haar zelfbeheersing verliest, naar buiten komt en naar het voorbeeld van de kapelaan een aantal schoten afvuurt op het publiek. Ook tegen haar wordt een “zeer wereldsch” proces-verbaal opgemaakt.
Er is geen houden meer aan en nog in diezelfde week verlaten zowel de kapelaan alsook de weduwe noodgedwongen de gemeente Hoensbroek. Deze “heuglijke” gebeurtenis is een ware overwinning voor de ketelmuzikanten en zij laten dit dan ook graag blijken door met veel enthousiasme vreugdeschoten te lossen. Dan keert eindelijk de rust weer terug in het dorp.
De daaropvolgende zondag kijken passanten verbaasd omhoog naar de vogelstang, de hoge paal met een houten vogel erop die vlakbij het schoolgebouw aan het begin van de Hoofdstraat staat waar de schutterij jaarlijks het koningsvogelschieten houdt. Aan de paal is een lat vastgetimmerd waaraan ketels, gieters, zwepen enz. zijn opgehangen. Er hangt ook een briefje bij:
“Nu beiden vertrokken zijn, staken wij de muziek, leveren onze instrumenten hierbij in en verleenen voor het overige amnestie.”
Burgemeester Horstmans moet zich een dag later voor de rechtbank in Maastricht verantwoorden wat betreft zijn rol in de hele gang van zaken. Overigens, in mei 1889 correspondeert Gedeputeerde Staten nog steeds met de wethouders en de burgemeester van Hoensbroek – sinds het begin van dat jaar Nicolaas Joseph Boshouwers – over de onkostenvergoeding voor de politie-inzet tijdens de ongeregeldheden in de zomer van 1887. Deze kosten zouden allang moeten zijn voldaan en wel door de gemeente, wat immers ook gebruikelijk is bij surveillances tijdens kermissen, markten of andere publieke bijeenkomsten.
Het gaat hierbij niet alleen om de kosten van het maandenlange toezicht van de marechaussee, ook de rekening van G. Florakx staat nog open. De dienstdoende brigadiers hebben destijds namelijk overnacht en gegeten in zijn koffiehuis aan de Hoofdstraat. Burgemeester Horstmans heeft indertijd de nota van Florakx wel ingediend bij de gemeenteraad, maar deze weigerde te betalen omdat ze vond dat hij niet juist had gehandeld. De burgemeester had al veel eerder samen met de veldwachter moeten optreden tegen de ketelmuzikanten. In plaats daarvan had hij op eigen initiatief de marechaussee ingeschakeld en het onderkomen van de brigadiers geregeld, dus moest hij ook maar zelf voor de kosten opdraaien.
Nu rommelde het al enige jaren in de Hoensbroekse gemeenteraad en ook dit werd weer een slepende kwestie, die samen met nog een aantal andere onenigheden uiteindelijk zelfs heeft geleid tot het vertrek van de burgemeester. Maar hoe dan ook: anderhalf jaar na de onlusten heeft de gemeente de rekeningen nog steeds niet betaald.
Na haar vertrek uit Hoensbroek gaat weduwe Slanghen in Roermond wonen in de Neerstraat, Minnebroeders C 133. Iets meer dan een jaar later, halverwege januari 1889, verhuist Netta naar Kerkrade waar zij verblijft in het klooster van de zusters Elisabethinnen dat naderhand een verzorgingstehuis wordt. Daar overlijdt zij in juni 1894 op 52-jarige leeftijd.
Kapelaan Van der Vorst gaat in afwachting van zijn nieuwe benoeming door de bisschop tijdelijk bij zijn vader in Sittard wonen, aangezien hij de overplaatsing naar Neeritter heeft afgewezen. In januari 1888 wordt Van der Vorst benoemd tot kapelaan in Broeksittard, in september 1889 tot rector in Swartbroek (Weert) en vijf jaar later tot pastoor in Schin op Geul waar hij in februari 1912 op 62-jarige leeftijd overlijdt.
De liefde, ach! de liefde
Heeft hem zover gebracht!
Liegen als een bidprentje
Tot slot nog de letterlijke tekst van het overlijdensprentje van Eugenius Theodorus van der Vorst. Het is een schoolvoorbeeld van de uitdrukking: Over de doden niets dan goeds. Of misschien zelfs nog toepasselijker: Liegen als een bidprentje.
“Van zijne prilste jeugd af aan, vernam hij de stem des Heeren, welke hem riep naar den dienst Zijner altaren, en vol blijdschap wijdde hij zich met heel zijn ziel en hart aan den Heer;
Heer, sprak hij, hoe liefelijk zijn Uwe tabernakelen, mijne ziel verlangt en verzucht naar Uwe woontenten, een dag in Uwe woning is beter dan duizende anderen. (Ps. 83,1.10)
Met de grootste zorg en toewijding volbracht hij de hem opgelegde taak; door zijne grondige kennissen, zijnen blakenden ijver en zijne bijzondere godsvrucht tot Maria, wier beeld hij placht met allen luister te versieren, toonde hij zich een waren leidsman der zielen, een godvruchtig priester, een ijverigen herder. Bijzonder muntte hij uit door zijn diepe nederigheid en eenvoud, zijne onbaatzuchtigheid en zijne liefde en goedheid voor de armen, zijne vastberadenheid in de plichtsbetrachting.
Terecht mocht hij dan ook zeggen: Heer, Uwe waarheid en Uw heil heb ik verkondigd, Uwe barmhartigheid en getrouwheid heb ik niet verborgen voor de menigte des volks, daarom, o Heer, onttrek mij Uwe barmhartigheid niet. (Ps.39,11,12.)
Daar echter een zwaar oordeel hem wacht die over anderen gesteld zijn, vergeet dierbare broeder en zuster, hem niet in uwe gebeden, – gedenkt, eerw. medebroeders, zijner aan het altaar des Heeren – komt hem, geliefde parochianen, dikwijls te hulp door uwe smeekingen tot den Heer, wel bedenkende hoe hij u heeft liefgehad, hoe hij niet heeft opgehouden het woord des Heeren te verkondigen, bezorgd was u te leiden op den weg des heils.”
Lees ook de 10-delige serie Het leven van burgemeester Egidius Slanghen (1820-1882)
Deel dit artikel
Rijckheyt Heerlen (RhH), Doop-, huwelijk- en overlijdensregisters Hoensbroek.
RhH, Registers van de Burgerlijke Stand Hoensbroek met huwelijksbijlagen.
RhH, 072 Gemeente Hoensbroek 1800-1940, bevolkingsregisters 1830-1900, inv.nrs. 1258-1263.
RhH, 072 Gemeente Hoensbroek 1800-1940, inv.nrs. 6577-6581, perceelsgewijze kadastrale leggers 1840-1913.
RhH, 072 Gemeente Hoensbroek 1800-1940, inv.nr. 2523, stukken betreffende de assistentie van de Koninklijke Maréchaussée ter beteugeling van ongeregeldheden, met name het in 1887 plaatsgevonden schieten door kapelaan van der Vorst op personen die burengerucht veroorzaakten voor de woning van de weduwe van burgemeester Slanghen, 1889.
RhH, 061 Gemeente Hoensbroek 1948-1981, inv.nr. 4451, stukken betreffende de Beurzenstichting Egidius Slanghen, afschrift testament Egidius Slanghen.
Archief De Domijnen Sittard, 173 Bevolkingsregisters Gemeente Sittard 1835-1939, inv.nr. 12, serie B 1880-1900.
Gemeentearchief Kerkrade, 101 Gemeente Kerkrade, inv.nr. 5562-5763, BS Kerkrade 1894.
Bevolkingsregisters Roermond 1880-1890, https://familysearch.org/ark:/61903/3:1:3QSQ-G93K-6S7?i=29&cc=2018408.
Lieke en Frans Boumans-Willems, ‘Egidius Slanghen’, tijdschrift Hoensbroekse Historie deel 14 (Hoensbroek 2016).
J.M. van de Venne, J.Th.H. de Win, P.A.H.M. Peeters, Geschiedenis van Hoensbroek (Hoensbroek 1967), p. 590-591.
Algemeen Handelsblad, 7-8-1887, 26-10-1887.
Haagsche Courant, 7-10-1887.
Het nieuws van den Dag, kleine courant, 12-8-1887, 6-10-1887.
Leeuwarder Courant, 6-8-1887, 4-11-1887.
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 4-11-1887.
Provinciale Drentsche en Asser Courant, 5-8-1887, 8-8-1887, 25-8-1887, 24-9-1887, 20-10-1887, 4-11-1887, 11-1-1888.
Recht voor allen, 12-8-1887, 31-10-1887.
Venloosche Courant, 21-1-1888, 21-9-1889.
Venloosch Weekblad, 8-10-1887.