De laatste ridder, de eerste Europeaan (2/3)
Keizer Maximiliaan I van Habsburg
Maximiliaan en zijn vrouwen
In augustus 1477 trouwde Maximiliaan op 18-jarige leeftijd in Gent met Maria van Bourgondië. Zij was de meest begeerde erfdochter van Europa, het enige kind van Karel de Stoute en daarmee de enige erfgename van Bourgondië waartoe ook een groot deel van Nederland en België behoorde. Volledigheidshalve moet erbij worden vermeld dat Maria de grote en aantrekkelijke Maximiliaan als haar verloofde had gekozen en niet omgekeerd. Hij was Maria’s ware liefde en vice versa. Ze begrepen elkaar goed en vulden elkaar aan. Ze gingen samen paardrijden en schaatsen, speelden schaak en leerden elkaar hun moedertaal: zij hem Frans en hij haar Duits. Tijdens zijn verblijf in Vlamingen leerde hij ook voldoende Nederlands (Vlaams) om zich verstaanbaar te kunnen maken.
Maximiliaan was onder de indruk van de Bourgondische rijkdom die het arme Oostenrijk niet kende. Hätten wir Frieden, wir säßen wie im Rosengarten, schreef hij. Het ‘moderne’ Bourgondië zou later in Oostenrijk als voorbeeld dienen voor zijn manier van leven, de hofhouding, bestuurs-, administratie- en legerhervormingen, maar vooral ook voor zijn literaire en kunstzinnige plannen.
Het stel kreeg drie kinderen, waarvan twee overleefden: Filips de Schone en Margaretha van Oostenrijk. Na nog geen vijf jaar huwelijk verongelukte de toen zwangere Maria in 1482. Tijdens de jacht struikelde haar paard. Door de val raakte Maria gewond aan haar onderbuik en verloor daardoor haar vierde kindje. Kort daarna overleed ze zelf aan inwendige bloedingen. Ze was net 25 jaar geworden. Maria ligt begraven in de O.L. Vrouwenkerk te Brugge.
In 1490 trouwde Maximiliaan de 12-jarige Anna van Bretagne met de handschoen. Dit verstandshuwelijk werd na een jaar alweer ontbonden.
Maximiliaan trouwde in 1493 voor de derde keer en wel met Bianca Maria Sforza van Milaan. Na de huwelijkssluiting moest de bruid in Innsbruck drie maanden wachten op het bruiloftsfeest, omdat haar man elders druk doende was op politiek en militair gebied. Maximiliaan had haar getrouwd omwille van de Italiëpolitiek. Bianca was erfgename van Milaan en nam een gigantische bruidsschat mee. Dat laatste kwam Maximilaan goed van pas. Maar hij hoopte ook op samenwerking met haar oom Ludovico il Moro, die hertog van Milaan was, zodat ze samen zouden kunnen optreden tegen aanvallen van Frankrijk. Dit bleek achteraf een miscalculatie.
Maximiliaan hield niet van Bianca. Sterker nog, hij vond dat ze van te lage afkomst was en niet erg intelligent. Verder verweet hij haar kinderlijk gedrag, slordigheid en spilzucht. Bovendien kon ze hem geen kind schenken, waardoor ze haar rol als vrouw van een heerser niet kon vervullen. Hij wendde zich in het openbaar steeds meer van haar af en verachtte, vernederende en verwaarloosde haar. Maximiliaan verbleef vanwege zijn veldtochten meestal maar zeer kort in Tirol. De hartenbreker gaf de voorkeur aan adellijke Schlafweiber, slaapvrouwen, bij wie hij talloze buitenechtelijke kinderen verwekte. Bianca voelde zich afgewezen, was eenzaam en leed uiteindelijk aan anorexia. In tegenstelling tot Maria van Bourgondië, die nooit in Tirol was geweest, resideerde Bianca in de Hofburg in Innsbruck waar ze op de laatste dag van het jaar 1510 overleed. Ze is slechts 38 jaar oud geworden.
Bianca werd begraven in de vorstengrafkelder, ook het Oostenrijkse graf genoemd, in de kerk van het cisterciënzersklooster in Stams. Maximiliaan vond het niet eens de moeite waard om haar begrafenis bij te wonen. Zelfs een grafsteen voor zijn gemalin was hem blijkbaar te duur.
Momenteel is in de Hofburg een replica van de bruidssieraden van Bianca Maria Sforza te bewonderen, vervaardigd door Swarovski Kristallwelten in Wattens.
Maria van Bourgondië, geschilderd door Michael Pacher omstreeks 1490. (Wikimedia Commons)
Bianca Maria Sforza met bruidssieraden, geschilderd door Ambrogio de Predi omstreeks 1493. (Wikimedia Commons)
Een origineel reliëf van het Gouden Dak, vóór de restauratie: keizer Maximiliaan met Bianca Maria Sforza en uiterst rechts Maria van Bourgondië. (Foto: L. Willems)
De laatste ridder: een man van zijn tijd met ambities
Enkele feiten:
1477: Maximiliaan wordt heerser van de Bourgondische erflanden.
1486: Kroning van Maximiliaan tot Rooms-Duitse koning in de dom van Aken.
1490: Aartshertog Sigmund van Tirol draagt de regering van Tirol over aan Maximiliaan.
1493: Maximiliaan neemt na het overlijden van zijn vader het bestuur van de Habsburgse landen over.
1508: Maximiliaan laat zich in Rome kronen tot keizer van het Heilige Roomse Rijk.
De Maximiliaanse tijd werd gekenmerkt door de overgang van de gotiek naar de renaissance. De middeleeuwen met ridders, toernooien, harnassen en bijgeloof liepen ten einde en de Vroegmoderne Tijd begon. Dat was een periode van uitvindingen, ontdekkingen, vernieuwingen in het leger en de inzet van kunst als politieke en persoonlijke propaganda. Maximiliaan was geboeid door al die veranderingen. De vele ontdekkingsreizen fascineerden hem en hij wisselde graag mondeling of schriftelijk van gedachten met humanisten (de geleerden van zijn tijd) over onderwerpen op het gebied van menselijk denken, dichtkunst, muziek, schilderkunst, geneeskunde, astronomie en mathematica.
Maximiliaan staat vooral bekend om zijn huwelijkspolitiek, hoewel hij ook militaire conflicten niet uit de weg ging. Hij moedigde moderne oorlogstechnieken aan en ging ook zelf mee op veldtocht. Hij wordt gezien als 'De eerste kanonnier' (soldaat bij de artillerie). Gedurende veertig jaar heeft hij maar liefst 25 veldslagen geleid, vaak te voet en zelf meevechtend. Maximiliaan werd niet zozeer hierom ’de laatste ridder’ genoemd, maar meer vanwege zijn grote voorliefde voor riddertoernooien die hij ook organiseerde en waaraan hijzelf graag deelnam. De straatnaam Rennweg in Innsbruck herinnert nog aan deze ridderlijke steekspelen.
De naam Rennweg is afgeleid van het Duitse rennen in de betekenis van paardenrennen.
Maximiliaan was de beste toernooivechter van zijn tijd. In zijn hofplaatwerkerij werden onder meer ’moderne’ pronkharnassen vervaardigd die hij graag tijdens feestelijke gelegenheden droeg.
Keizer Maximiliaan I, geschilderd rond 1508 door Bernhard Strigel. (Wikimedia Commons)
Keizer Maximiliaan I in een pronkharnas, geschilderd door Peter Paul Rubens circa 1618. (Wikimedia Commons)
Een ets van Hans Burgkmair: Maximiliaan I als keizer van Duitsland. (Wikimedia Commons)
De Rennweg in Innsbruck, met links de ingang van de Hofkirche en rechts de Hofburg met de zuidtoren waarin de vroegere Wappenturm zich zou bevinden. (Foto: L. Willems)
Een illustratie van Hans Burgkmair uit het boek 'Freydal'. (Wikimedia Commons)
Een pagina uit een 'Turnierbuch', getekend door Hans Burgkmair. (Wikimedia Commons)
Een ridderuitrusting van keizer Maximiliaan I, gemaakt tussen 1510 en 1515 door Konrad Seusenhofer in Innsbruck (hofplaatwerkerij) en te bezichtigen in het Kunsthistorisch Museum te Wenen. (Wikimedia Commons)
Een ridderuitrusting van keizer Maximiliaan I, te bezichtigen in het Kunsthistorisch Museum te Wenen. Jörg Treytz vervaardigde het harnas in Innsbruck in de tweede helft van de 15de eeuw. (Wikimedia Commons)
Maximiliaan leefde in zijn paleis eenvoudig, maar zijn hofhouding, de hoffeesten, riddertoernooien, de vele oorlogen én zijn ’Gedechtnus’ kostten een kapitaal. Hij leed dan ook voortdurend aan geldgebrek. Desondanks heeft hij door erfenissen, oorlogen en strategische huwelijken de heerschappij van het Habsburgse Huis weten uit te breiden met onder meer Spanje, Bohemen en Hongarije. En door een efficiëntere overheidsadministratie ontstond er meer eenheid in de gebieden die onder zijn gezag vielen. Hiermee schiep hij het fundament voor een modern vorstendom en het begin van de toekomstige ontwikkeling naar een Europese grootmacht, een soort Europese Unie avant la lettre, waardoor het Huis Habsburg zich kon ontplooien tot de belangrijkste Europese dynastie.
Met dank aan Lukas Morscher, historicus, jurist, stadsarchivaris van Innsbruck en hoofd van het stadsarchief/stadsmuseum Innsbruck.
Maximiliaan I, geschilderd door Albrecht Dürer in 1519. (Wikimedia Commons)
Deel dit artikel
Diverse auteurs, ’Tirol und die Habsburger’, in: Echo Geschichte 7 (Januari 2012).
Die Hofkirche Innsbruck, informatieboekje, uitgegeven door Wolfgang Meighörner, Tiroler Landesmuseen-Betriebsgesellschaft m.b.H. (2017).
Ferdinandea, Die Zeitung des Vereins Tiroler Landesmuseum Ferdinandeum, diverse uitgaven (2018-2019).
Christoph W. Bauer, Im Alphabet der Häuser. Roman einer Stadt (Hamon Verlag 2007, Innsbruck-Wien).
Christian Hagen, ’Vom Stadttor zum Wappenturm. Über Gestaltung, Funktion und Wahrnehmung eines repräsentativen Bauwerks in der Residenzstadt Innsbruck’, in: In der Residenzstadt. Funktionen, Medien, Formen bürgerlicher und höfischer Repräsentation (2014), p. 131-143.
Justine Justic, Innsbrucker Straßennamen. Woher die kommen und was sie bedeuten (Tyrolia Verlag 2012, Innsbruck).
Helmut Georg Koeningsberger, ’Fürst und Generalstaaten. Maximilian I. in den Niederlanden (1477-1493)’, in: Historische Zeitschrift 242 (1986), p. 557-579.
Alfred Kohler e.a., Tiroler Ausstellungs-straßen: Maximilian I (1996).
Wolfgang Pfaundler, Die schönsten Bilder von Innsbruck. Mit zeitgenössischen Schilderungen und Documenten (Innsbruck 1972).
Marianne Pollheimer: ’Wie der jung weiß kunig die alten gedachtnus insonders lieb het. Maximilian I., Jakob Mennel und die frühmittelalterliche Geschichte der Habsburger in der “Fürstlichen Chronik“, in: Richard Corradini e.a., Forschungen zur Geachichte des Mittelalters 12 (Wenen 2006), p. 165–176.
Wilfried Slama, Kaiser Maximilian I. und seine Familienpolitik. Anmerkungen zum Aufstieg des Hauses Österreich (geraadpleegd juli 2018: https://austria-forum.org/attach/AEIOU/Maximilian_I./Maximilian_1.pdf
Friedrich Weissensteiner, Große Herrscher des Hauses Habsburg. 700 Jahre europäische Geschichte (1995).
Hermann Wiesflecker e.a., Maximilianeum-Goldenes Dachl, Museumsführer (Innsbruck 1998).
Hermann Wiesflecker, Kaiser Maximilian I. Das Reich, Österreich und Europa an der Wende zur Neuzeit, Band 1: Jugend, burgundisches Erbe und römisches Königtum bis zur Alleinherrschaft, 1459–1493 (Wenen 1971), p. 65-66, 73-77.